Opdracht van de inspectie
Het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering keuren in mei 2004 het decreet Rechtspositie Minderjarigen goed. Vanaf 2006 treedt het decreet effectief in werking en daardoor krijgen minderjarigen en hun ouders een duidelijker rechtspositie in de jeugdhulpverlening. De zorginspectie en de onderwijsinspectie krijgen via dit decreet de opdracht om toe te zien op de naleving van deze rechten.
Werkwijze en instrumenten
Tussen april 2009 en juni 2010 evalueerden de zorginspectie en de onderwijsinspectie de toepassing van het decreet rechtspositie minderjarigen in 368 voorzieningen. De onderwijsinspectie betrok in 2009 alle centra voor leerlingenbegeleiding in het onderzoek.
Op beleidsniveau werd gekeken naar het ontwikkelen van een beleid inzake kinderrechten, de evaluatie van het toegangsbeleid en de participatie aan de netwerken Integrale Jeugdhulp. Deze onderzoeksonderwerpen vloeien vooral voort uit het decreet Integrale Jeugdhulp. Een decreet dat onlosmakelijk met het decreet rechtspositie minderjarigen is verbonden.
Op niveau organisatie en uitvoering ging de inspectie de toepassing van een aantal rechten na zoals: geïnformeerd worden over de hulpverlening, inspraak en participatie tijdens het hulpverleningsproces, toegang tot het dossier, inspraakvormen in de werking van de voorziening, een sanctiebeleid. Wie interesse heeft in het volledige onderzoeksopzet en de resultaten ervan, kan het rapport (1.28 Mo) "pdf" inkijken.
De onderwijsinspectie blijft na dit onderzoek toezicht houden op de naleving van het decreet rechtspositie minderjarigen. De aanpak is echter verschillend.
Extra informatie
- brochure D/2010/3241/394 – "Werk maken van kinderrechten" (925.79 Ko) "pdf"
- rapport en cijferrapporten per sector
- Meer informatie over Integrale jeugdhulp op https://www.vlaanderen.be/integrale-jeugdhulpverlening.
FAQ
Hoe gaat de inspectie de toepassing van het decreet rechtspositie nu na?
Voortaan gaan we de toepassing van de rechtspositie van minderjarigen tijdens de doorlichting na. We doen dat op een gedifferentieerde wijze: tijdens het vooronderzoek stellen we ons overal de vraag of we sporen van een kinderrechtenbeleid zien en een dynamiek die wijst op voortgang van beleid, organisatie en toepassing sinds het moment van het onderzoek in 2009. We hebben aandacht voor indicaties die wijzen op een sterke praktijk of tekenen van een zwakke praktijk laten vermoeden. Op basis van dit alles beslissen we of een grondiger onderzoek nodig is.
Wordt het instrument dat tijdens het onderzoek werd gehanteerd, nog gebruikt?
Het vroegere instrument is ongetwijfeld een hulpmiddel maar heeft de beperking dat slechts enkele rechten onderzoeksonderwerp zijn. Voortaan is daarom de regelgeving in haar geheel - alle rechten - een referentie bij het toezien op de toepassing van de rechtspositie minderjarigen.